Zoeken in deze blog

dinsdag 1 december 2015

Gebakken walen

De natuurstenen in mijn tuin  zijn afgebrokkeld en vertonen slijtageplekken. Het wordt het tijd voor iets nieuws. Een stratenmaker zal me voorlichten.
De bel gaat: voor me staat een arbeider met een verweerde kop. Hij geeft me een stevige hand en loopt direct door naar de tuin. Hij overziet de situatie in één oogopslag en zegt: “ Typisch een tuin voor gebakken walen." Hij legt uit, dat gebakken walen onverwoestbare natuurstenen zijn, die in de loop van de jaren alleen maar mooier worden: eerst moet het stof verweren en dan komt er iets prachtigs tevoorschijn.
“Denkt u maar eens aan oude dorpen, waar de klinkers al eeuwen liggen.” 

Mijn gedachten dwalen af en ik zie het plein rondom de oude dorpskerk, waar we als kinderen speelden met ballen, met zweeptollen, priktollen, springtouwen en elastieken. Tegenover het plein stond een bakkerswinkeltje, waar tegelijkertijd ook snoep werd verkocht. Naast de bakkerswinkel stond een wasserij, waarvan ik me nu nog de geur herinner: de geur van een eerlijke kookwas zonder wasverzachter met geurstoffen.

Morgen ga ik gebakken walen uitzoeken met voegmortel op basis van kunsthars tegen binnendringend onkruid. De stratenmaker gaat met zijn tijd mee en ziet in, dat puur natuur ook niet alles is.

maandag 30 november 2015

Vanille, Boldoot en lavendel

 


Haar huid rook naar lavendelzeep en Boldoot eau de cologne. Op maandag geurde het huis naar kookwas en Sunlightzeep. Op vrijdag mengden zich de geuren van koperpoets met verse boenwas en later op de dag rook je versgebakken schol.
En altijd hing er op de achtergrond die weezoetige vanillelucht.

In het dressoir stonden trommeltjes met droptoffees en speculaasjes voor de kleinkinderen. Mijn oma deelde ze graag en gul uit. Op verjaardagen zette ze glazen met sigaretten op tafel en dan stond het huis blauw van de rook. Ze presenteerde advocaat met slagroom, boerenjongens, jenever voor oom Piet en ranja voor de kleinkinderen.
Mijn oma, rood van inspanning, genoot met volle teugen.
Zij is niet meer, maar de herinneringen zijn levend.
  • 19 november 2015 
  • Geplaatst op 120w  weekwinnaar bij het thema Zeep

Zacht decemberlicht (2)

Als ik na lange tijd uit mijn cocon tevoorschijn kom en de gordijnen opentrek, knipperen mijn ogen tegen het licht. Ik bekijk mezelf in de spiegel en zie kringen onder mijn ogen, haren in slierten langs mijn gezicht. Ik wend me af van mijn spiegelbeeld. 

Ik loop naar buiten en zie drommen mensen met volle cadeautassen. Ik ga op weg naar de stilte van de plas met rietvelden eromheen. Het water lokt …

Opeens is het er: het licht, weerspiegeld in het water. Zacht oranje van kleur. Niet het schelle licht, dat eerder die dag wreed het duister verstoorde, maar een troostvol, teder licht. Het voelt als een arm om me heen. Een wenkend licht? Of toch een nieuw begin?

  Geplaatst op 120w bij het thema Beeld week 49

zondag 29 november 2015

Zacht decemberlicht (1)



Als ik de gordijnen opentrek, knipperen mijn ogen tegen het licht. Wekenlang heb ik in mijn cocon gezeten. Ik loop naar de spiegel en zie kringen onder mijn ogen en haren in vette slierten langs mijn gezicht. Ik wend me af van mijn spiegelbeeld. 'Ik kan hier niet langer blijven,' hoor ik mezelf zeggen. Ik pak mijn koffer en ga op weg. Als ik op straat loop, zie ik drommen mensen, die allemaal doelgericht op weg zijn. Bepakt en bezakt met cadeaus. December: de maand van het licht en de geschenken ... 

Ik loop naar het station, kijk naar de vertrekborden, kies de eerste de beste  trein en ga zitten in een lege coupé. Ik heb het koud en ik heb honger. 'Wat wil je nu? Denk je dat het elders beter is, dat je die pijn daar niet zult voelen?' Ik zie hem weer voor me, ik voel even zijn warmte.
Als ik wakker word, is mijn koffer verdwenen. Een conducteur maant me de trein te verlaten, want dit is het eindpunt. Ik loop de trein uit; zoeken naar mijn koffer heeft geen zin. De woorden van een gedicht van Gerrit Achterberg komen zomaar boven:

"een afgezette passagier
een in beslag genomen koffer
offer-dier"

Ik  verlaat de stationshal: een vrouw zonder koffer in een grijze jas. Mijn besluit staat vast. Zo wil ik niet verder.
Ik loop eerst nog mee met een lange stoet van mensen, maar dan buig ik af naar een stille straat. Ik loop verder zonder om te zien, kilometers lang.


Dan sta ik stil voor een plas met rietvelden eromheen. Het water lokt. Opeens is het er: het licht, dat wordt weerspiegeld in het water. Zacht oranje van kleur, een gouden gloed. Niet het schelle licht van die morgen, dat wreed het duister verstoorde. Maar een troostvol, teder licht. Het voelt als een arm om me heen.
Een wenkend licht? Of toch een nieuw begin?

29 november 2015

Wachten (2)

Ze stift zorgvuldig haar lippen. Lang staat ze voor haar kledingkast om uiteindelijk voor een strakke rode jurk te kiezen. De schoenen met naaldhakken passen er perfect bij. Een peperdure jas maakt het geheel af.
Ze sluit de deur, laat haar sleutels in de brievenbus achter en ze loopt naar buiten. Nog eenmaal kijkt ze om.

Dan staat hij voor haar.
“Ik heb het altijd al geweten, dat ik je zou ontmoeten. Ik heb niet tevergeefs gewacht.”
“Wie ben je?”
“Ik ben die ik ben.”
Haar gezicht kleurt langzaam rood, terwijl zij hem in de ogen kijkt.
“Ik weet, dat ook jíj op mij hebt gewacht. Kom, laten we gaan.”

Ik kijk ze na: mijn ogen vullen zich met tranen.

dinsdag 22 september 2015

Afgang

Ze schuifelt door de kamer met in haar hand een gieter. De planten heeft ze op tafel bij elkaar gezet. Zorgvuldig geeft ze elke plant water. Daarna gaat ze zitten in haar vertrouwde leunstoel. Moe en voldaan valt ze in slaap.Als ze na een kwartier wakker wordt, pakt ze als eerste de gieter en geeft de planten water. Ze streelt het bladgroen, spreekt met de bloemen. Op haar gezicht een glimlach van geluk.

De deur gaat open. Een stem snerpt door de stille kamer: “Moeder, wat doe je nú? Alles is drijfnat en de vloer ligt vol met aarde. Ik had de planten toch vanmorgen al water gegeven.”
Ze buigt beschaamd haar hoofd. Haar ogen vullen zich met tranen.


maandag 7 september 2015

Nog één keer

Aan het einde van een zwoele dag zaten ze zwijgend onder de pergola. Een late merel zong het hoogste lied. De lucht kleurde langzaam rood en daarna begon het te schemeren.
“Zullen we nog één keer het glas heffen?”
Hij pakte de twee glazen rode wijn, die voor hen op het tafeltje stonden en gaf er een aan haar.
Haar fragiele handen beefden en het kostte haar zichtbaar moeite het glas vast te houden.
“Kom, ik help je wel.” Hij hield het glas voor haar mond en ze nam een slok.
“Nu jij.”
Hij pakte haar hand en zo bleven ze een tijd zitten.
“Willen we dit echt …?”
Hij knikte en ze dronken de glazen tot de laatste druppel leeg.


Geplaatst op 120w
Week 36 Themawoord Pergola
Weekwinnaar

vrijdag 19 juni 2015

Hemels weerzien

Terrwijl ze opstijgt, hoort ze het geluid van wegebbend geween. Een laatste blik naar beneden: ze ziet, hoe de familie rondom haar bed opstaat, elkaar omarmt en wegloopt.
En dan drapeert het wolkendek zich als een deken om haar heen. Kou deert haar niet meer.
Ze zweeft verder omhoog, een tocht naar het Oneindige. 

“Ooit zullen we elkaar weerzien”, had hij gezegd, toen hij in haar armen stierf. Wanhopig had ze zich aan hem vastgeklemd: “Nee, blijf.”
Hij ging en zij bleef achter.
De stilte was oorverdovend, de tijd kroop …

Ze spreidt haar vleugels uit op weg naar het Licht in de verte.
“Ik kom eraan, lief; nog heel even en ik ben bij je.”
Zijn gezicht lacht haar toe.

dinsdag 5 mei 2015

Wachten

Een zacht briesje strijkt over haar gezicht.
De milde meiregen laat druppels achter, zodat haar huid een mooie glans krijgt.
Zij wacht, maar Hij verschijnt niet.

De storm steekt op. Een windvlaag doet haar haren wapperen. Hagel striemt haar huid, die langzaam rood kleurt. De kou trekt in haar botten. Roerloos blijft ze wachten, maar Hij verschijnt niet.

Het wordt donker. In de stilte van de nacht staart ze voor zich uit. Ze waakt en wacht, maar Hij verschijnt niet.

De morgenzon verwarmt haar en streelt haar huid. Een plotseling geruis in de struiken doorbreekt de stilte. “Ik ben", fluistert Hij  zo zacht, dat alleen zíj het kan horen. 

Het wordt weer stil. Hij is voorbijgegaan.
Zij richt zich op. 

vrijdag 20 februari 2015

Genieten


Ik loop op straat en ga regelrecht op mijn doel af. Onwennig open ik de deur van de winkel, die ik, normaal gesproken, snel voorbijloop. De weeïge geur overvalt me. Een man met een vette pens, glad gestreken haar en een bijbehorende zelfingenomen glimlach bestelt een lillende, glibberige substantie die me doet walgen. Daarna vraagt een spichtige dame, die een geur verspreidt van een dure penetrante parfum, om een onsje magere, vooral dungesneden ...

"U hoeft niets te zeggen, mevrouw, ik weet wat u wilt hebben. Hetzelfde als altijd maar weer? ...


Mijn gedachten dwalen af; de rij is nog lang. Wat heeft me bewogen om ze juist vandaag uit te nodigen? Ik heb het prima voor elkaar. Eindelijk kan ik leven, zoals ík dat wil. Vooral eten wat ik lekker en gezond vind. Ik zie de kamer van vroeger weer voor me met de gedekte tafel, waar mijn ouders, broers, zusters en ik gezamenlijk de maaltijd gebruikten. De volle borden, de vette jus, de ballen, de eeuwige ballen. De voldane lach van mijn vader. "Uit eigen winkel, lekker vers." zei hij steevast. "Dat is nog eens genieten; wat hebben we het goed." Het vet droop langs zijn mond. Op zijn overhemd zaten altijd vlekken.

Toen ik afstudeerde zaten mijn ouders vol trots op de eerste rij. Mijn vader had speciaal een pak gehuurd voor deze gelegenheid. Onder zijn colbert droeg hij wel zijn eigen gevlekte overhemd. Tijdens het diner knoopte hij het damasten servet om zijn hals. Het bleef vetvrij.


"Wat mag het zijn, mevrouw?"

"Eh, geeft u me maar een pond van die rode, zelfgemalen, gekruide sliertjes. Ze mogen vet zijn."

"Prima keus, mevrouw, dat hoor ik niet vaak meer tegenwoordig. Geniet ervan."

woensdag 18 februari 2015

Naar huis

Zij strijkt hem zachtjes over zijn kruin. “Hoe gaat het, lieverd?”
“Goed hoor, maar ik ben moe en wil naar huis.”
“Je bent al thuis.”
Hij kijkt haar alleen maar aan. Zijn handen bewegen onrustig, alsof hij iets wil pakken.
“Zal ik nog een kopje koffie voor je maken?”
“Nee, ik wil liever thuis koffie drinken. Zullen we dan maar gaan?”
“Zal ik je voorlezen?”
Ze pakt De Avonden van Gerard Reve en begint te lezen. Het boek is beduimeld en valt bijna uit elkaar. “Hoeiboei, de kachel …”, leest ze.
“Ik wil naar onze eigen kachel.”

De verzorgster komt binnen met een dienblad.
“Alstublieft meneer, uw warme maaltijd.”
“Mevrouw, ik denk dat het beter is, als u nu naar huis gaat.”

zondag 8 februari 2015

Vleugels

Hoort hij iets in het struikgewas of verbeeldt hij het zich maar? De man probeert zich op te richten; dat lukt maar ten dele. Hij voelt een vlammende pijn in zijn schouder en zakt terug op de grond.
Hij ruikt de geuren van rottende bladeren en paddestoelen.
Hoe is hij hier terechtgekomen? Flarden van herinneringen komen naar boven …
De eindeloze tocht, de honger, de dorst, de felle pijn en tenslotte helemaal niets meer voelen. Één zijn met de zwarte aarde.

Hij schrikt op van een geluid, dat steeds dichterbij komt: een trippelende vogel, een muis? Hij opent zijn ogen en ziet een roodborstje naast hem: heel klein, heel teer, maar niet vleugellam. De vogel vliegt weg; hij kijkt haar na.

Pechvogels

“We hebben gewoon pech, domme pech.”
“Wát nou pech, dit is oneerlijk, geméén.”
“Kom op zeg, doe eens even normaal.”
“Als jij de vorige maand niet zo dom was geweest ons abonnement op te zeggen …”
“Áls, áls, jij hebt makkelijk praten; je was het er zelf mee eens.”
“Nou, ik aarzelde nog en jij dramde maar door.”
“Ja, wat wil je, we speelden al jaren mee en hebben nooit iets gewonnen. We zouden voortaan het geld opzij leggen, weet je nog, en sparen voor een droomreis.”
“En nu kan onze hele straat op droomreis, omdat hier de PostcodeKanjer is gevallen.”
“Maak je niet zo druk, wij krijgen straks, als alle buren naar hun droomhuis zijn vertrokken de hoofdprijs: nieuwe buren.”

donderdag 29 januari 2015

Graankorrel


Een kerkhof op een koude, natte novemberdag. Een klein groepje mensen, kleumend bij een open graf en de stem van de voorganger die spreekt:

“Ik verzeker u: als een graankorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft het één graankorrel, maar wanneer hij sterft draagt hij veel vrucht.”

Troostend wijst hij op de eeuwige kringloop van alles wat leeft, groeit en bloeit.
De gesproken woorden dringen nauwelijks door tot de kersverse weduwnaar. Graan en vruchten, dat is mooi. Maar wie zal zijn boterham smeren, wie zal voortaan zijn sinaasappel pellen?

“Stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren.”

Hij ziet haar voor zich, zwaaiend met haar stofdoek, die hij verfoeide.
Vanaf nu dwarrelt het stof voor eeuwig neer.