Zoeken in deze blog

vrijdag 20 februari 2015

Genieten


Ik loop op straat en ga regelrecht op mijn doel af. Onwennig open ik de deur van de winkel, die ik, normaal gesproken, snel voorbijloop. De weeïge geur overvalt me. Een man met een vette pens, glad gestreken haar en een bijbehorende zelfingenomen glimlach bestelt een lillende, glibberige substantie die me doet walgen. Daarna vraagt een spichtige dame, die een geur verspreidt van een dure penetrante parfum, om een onsje magere, vooral dungesneden ...

"U hoeft niets te zeggen, mevrouw, ik weet wat u wilt hebben. Hetzelfde als altijd maar weer? ...


Mijn gedachten dwalen af; de rij is nog lang. Wat heeft me bewogen om ze juist vandaag uit te nodigen? Ik heb het prima voor elkaar. Eindelijk kan ik leven, zoals ík dat wil. Vooral eten wat ik lekker en gezond vind. Ik zie de kamer van vroeger weer voor me met de gedekte tafel, waar mijn ouders, broers, zusters en ik gezamenlijk de maaltijd gebruikten. De volle borden, de vette jus, de ballen, de eeuwige ballen. De voldane lach van mijn vader. "Uit eigen winkel, lekker vers." zei hij steevast. "Dat is nog eens genieten; wat hebben we het goed." Het vet droop langs zijn mond. Op zijn overhemd zaten altijd vlekken.

Toen ik afstudeerde zaten mijn ouders vol trots op de eerste rij. Mijn vader had speciaal een pak gehuurd voor deze gelegenheid. Onder zijn colbert droeg hij wel zijn eigen gevlekte overhemd. Tijdens het diner knoopte hij het damasten servet om zijn hals. Het bleef vetvrij.


"Wat mag het zijn, mevrouw?"

"Eh, geeft u me maar een pond van die rode, zelfgemalen, gekruide sliertjes. Ze mogen vet zijn."

"Prima keus, mevrouw, dat hoor ik niet vaak meer tegenwoordig. Geniet ervan."

woensdag 18 februari 2015

Naar huis

Zij strijkt hem zachtjes over zijn kruin. “Hoe gaat het, lieverd?”
“Goed hoor, maar ik ben moe en wil naar huis.”
“Je bent al thuis.”
Hij kijkt haar alleen maar aan. Zijn handen bewegen onrustig, alsof hij iets wil pakken.
“Zal ik nog een kopje koffie voor je maken?”
“Nee, ik wil liever thuis koffie drinken. Zullen we dan maar gaan?”
“Zal ik je voorlezen?”
Ze pakt De Avonden van Gerard Reve en begint te lezen. Het boek is beduimeld en valt bijna uit elkaar. “Hoeiboei, de kachel …”, leest ze.
“Ik wil naar onze eigen kachel.”

De verzorgster komt binnen met een dienblad.
“Alstublieft meneer, uw warme maaltijd.”
“Mevrouw, ik denk dat het beter is, als u nu naar huis gaat.”

zondag 8 februari 2015

Vleugels

Hoort hij iets in het struikgewas of verbeeldt hij het zich maar? De man probeert zich op te richten; dat lukt maar ten dele. Hij voelt een vlammende pijn in zijn schouder en zakt terug op de grond.
Hij ruikt de geuren van rottende bladeren en paddestoelen.
Hoe is hij hier terechtgekomen? Flarden van herinneringen komen naar boven …
De eindeloze tocht, de honger, de dorst, de felle pijn en tenslotte helemaal niets meer voelen. Één zijn met de zwarte aarde.

Hij schrikt op van een geluid, dat steeds dichterbij komt: een trippelende vogel, een muis? Hij opent zijn ogen en ziet een roodborstje naast hem: heel klein, heel teer, maar niet vleugellam. De vogel vliegt weg; hij kijkt haar na.

Pechvogels

“We hebben gewoon pech, domme pech.”
“Wát nou pech, dit is oneerlijk, geméén.”
“Kom op zeg, doe eens even normaal.”
“Als jij de vorige maand niet zo dom was geweest ons abonnement op te zeggen …”
“Áls, áls, jij hebt makkelijk praten; je was het er zelf mee eens.”
“Nou, ik aarzelde nog en jij dramde maar door.”
“Ja, wat wil je, we speelden al jaren mee en hebben nooit iets gewonnen. We zouden voortaan het geld opzij leggen, weet je nog, en sparen voor een droomreis.”
“En nu kan onze hele straat op droomreis, omdat hier de PostcodeKanjer is gevallen.”
“Maak je niet zo druk, wij krijgen straks, als alle buren naar hun droomhuis zijn vertrokken de hoofdprijs: nieuwe buren.”