Zoeken in deze blog

zondag 30 oktober 2016

Herfstdraden

I
Het is stil herfstweer als ik mijn geboortedorp binnenrijd. Het zonlicht schijnt door de bomen en laat de bladeren schitteren in oranje, gele en rode tinten. Het dorp heeft één lange straat, die in het midden wordt gescheiden door een kruispunt. Aan de westzijde loopt een lange vaart. De oostzijde bestaat uit weilanden en bossen.
Ik zet mijn auto aan de kant en ga te voet verder. De koeien staan nog buiten in dit jaargetijde. Ze staren dromerig in de verte. Ik loop langs een oude schilderswerkplaats; de verf is afgebladderd. 

Dan nader ik zeven kleine witte huizen, de enige aan de oostzijde. In het middelste huis woonde hij: de buurjongen en klasgenoot die slechts twaalf jaar oud mocht worden.

II
Het was herfst. We zochten beukennootjes en tamme kastanjes in het bos. Met zijn vijven: Johan was er die dag niet bij. Eigenlijk was ik stiekem een beetje blij daarom. Een echte pestkop kon hij soms zijn.
Thuis, aan tafel hoorde ik dat hij ziek was. In de keuken fluisterden mijn ouders. Ik verstond alleen: ‘Hoofdpijn, hele erge hoofdpijn.’ En daarna waren ze extra bezorgd om mij. Waarom, begreep ik later pas.

Er ging een week voorbij. De dag waarop hij stierf, stormde het. De bomen veranderden in kale voorbodes van de winter. De grond lag bezaaid met dorre bladeren. In het voorjaar zouden er nieuwe knoppen ontspruiten. Zonder hem. Voor het eerst besefte ik dat het leven eindig was.
Geplaatst op 120w

Geen opmerkingen:

Een reactie posten