Zoeken in deze blog

donderdag 28 juli 2016

Een glimp van de eeuwigheid



Franciscus preekt voor de vogels
Meester van St. Franciscus (circa 1236)
Assisi – Benedenbasiliek

Een zomer die ik niet gauw vergeet. We boekten een plek op een camping in Assisi. Ik had me goed voorbereid door "Een man uit het dal van Spoleto" over Franciscus te lezen. Door mijn hoofd speelden de klanken van zijn 'Zonnelied': "broeder zon, zuster maan, zuster aarde, zuster water."
Het zou een tijd van contemplatie worden na een hectisch jaar.
De camping was prachtig, een oase van rust. In de vroege avond de klanken van gitaarmuziek en gezang van pelgrims. Vogelgezang alom.  Totdat 's avonds bleek dat er naast de camping een discotheek was gelegen. De bassen dreunden; de stilte werd wreed verstoord. En zo ging het ook de volgende avond. Er restte niets anders dan een lange wandeling te maken en de stilte op te zoeken. Het begon te schemeren.
Naast het voetpad liep een greppel, weet ik nu. Een misstap, de pijn, de ziekenauto, de lange nacht in het ziekenhuis van Perugia, de knappe Italiaanse man die luidkeels schreeuwde om zijn moeder ...

Het was bloedheet, maar zwemmen was er met een arm in het gips niet bij. Langs de tent trokken de overige gasten in zwemkleding voorbij op zoek naar verkoeling in het zwembad. Ik werd het publieke aanspreekpunt en het voorwerp van medelijden. Als de stoet voorbijgetrokken was, had ik de camping voor mij alleen.
Opeens stond ze voor me: een kleine vogel. Ze sperde haar bekje open en zong.
Op dat moment kwamen ze aanvliegen van alle kanten: een bonte stoet van vogels. Ze braken uit in jubelzangen. Een van hen streek neer op mijn gipsarm.
"Dierbare zustertjes," kon ik alleen maar fluisteren, in navolging van Franciscus.
Ze verdwenen even plotseling als ze waren gekomen.
Een glimp van de eeuwigheid was even neergestreken in de tijd.

woensdag 27 juli 2016

Later (versie 2)



Ik keer terug
naar de boom
van mijn jeugd
met mijn handen
woel ik in de aarde
en stuit op een schat

Ooit begroeven we een munt
voor later
en we kerfden onze namen
in de stam
van de kastanjeboom
Wij fietsten dagelijks samen
naar de Oranjeschool
Heeft hij zich verslapen
vroeg de meester
als ik te laat kwam
Op het grasveld vroeg je me
zullen we later trouwen
Ja ja dat wil ik
en vier kinderen erbij
we plukten madeliefjes
Op een dag kwam zij
met haar lange blonde haren
drie is teveel zei ik nog
maar jij nam haar mee
naar onze boom
de madeliefjes in het gras
verwelkten
maar nog steeds staan
onze namen
In de stam

Buitengesloten

I
Beste Lilian,
 
Ik heb begrepen dat je kwaad op me bent. Zó kwaad dat je me niet meer wilt zien. Ik benader je nu maar per brief. Je voelt je buitengesloten; wij zouden “in conclaaf” zijn gegaan om achter je rug om iets te bedisselen. Niets is minder waar. Uiteindelijk besloten we weliswaar dat er voor jouw werkzaamheden geen plaats meer is in ons bedrijf, maar dat kun je ons niet kwalijk nemen. Het zijn de omstandigheden die ons hiertoe noopten. Er was uiterste concentratie voor nodig om de juiste keuze te maken.
Wees blij dat je kunt stoppen met nutteloos werk. Trek het je niet persoonlijk aan. We plannen nog wel een datum voor een afscheidsetentje.
Vriendelijke groet,

Bart


II
Beste Bart,

“Dank voor de uitleg. Ik heb alle begrip voor de uitkomst van de besloten vergadering en ga graag in op je uitnodiging voor een afscheidsetentje.”
Dacht je nu werkelijk dat ik een dergelijke reactie zou schrijven op die schijnheilige brief van je? De schaamteloosheid waarmee jij bepaalt wat voor mij goed is, gaat alle perken te buiten. Al zou je me op je knieën smeken om terug te komen; er is maar één kort antwoord: nee.
Dat neerbuigende toontje van je ben ik meer dan zat. Durf dan gewoon voluit een hufter te zijn en doe er geen stroperig sausje overheen.
Nu is het mijn tijd in conclaaf te gaan. Mijn deuren gaan voorgoed voor jou dicht.


Gegroet

III
“Geweldig, Lilian, zoals je die vent van repliek hebt gediend,” zei de een.
“Je bent een sterke vrouw,” zei de ander.
“Je verdient iets beters,” riep men in koor,


Na de opluchting en het voldane gevoel is de stilte. Af en toe branden de tranen, maar mijn wangen blijven droog. In de nacht trekken de beelden aan me voorbij van de afgelopen jaren: de spelletjes die ze speelden; het gefluister bij het koffiezetapparaat, de blikken …
Hoe kon ik zo blind zijn dat ik het niet heb zien aankomen? Wat ben ik naïef en goed van vertrouwen geweest.
Ooit zal ik opveren; deze korte brief is voor mezelf:


Lieve Lilian,
Jij hebt je integriteit bewaard.
Dat is het belangrijkste.
Hoofd omhoog!


Geschreven op 120w bij weekthema "Conclaaf" 

donderdag 21 juli 2016

Later

We kerfden onze namen
in de stam van de kastanjeboom
Diep in de zwarte aarde
begroeven we een munt
voor later
Wij fietsten dagelijks samen
naar de Oranjeschool
Heeft hij zich verslapen
vroeg de meester
als ik te laat kwam
Op het grasveld vroeg je me
zullen we later trouwen
Ja ja dat wil ik
en vier kinderen erbij
we plukten madeliefjes 
Op een dag kwam zij
met haar lange blonde haren
drie is teveel zei ik nog
maar jij nam haar mee
naar onze boom
de madeliefjes in het gras
verwelkten
maar nog steeds staan
onze namen
In de stam 
ik fluister
kom
laten we onze schat opgraven
uit de aarde
voordat het te laat is 

woensdag 20 juli 2016

Draadjesvlees

Zij dipt haar vinger in de rode wijn, vermengd met fijne specerijen en proeft. Precies goed! Ze wentelt de runderlappen, gekocht bij de keurslager, in de marinade. Nu het mengsel er de hele nacht laten intrekken en morgen het vlees lang laten sudderen. Het hele huis zal doortrokken zijn van de heerlijke geur. Draadjesvlees: zijn lievelingskostje.

Ze zit aan tafel die ze feestelijk heeft gedekt voor twee personen. Een paar maanden geleden stonden ze opeens voor haar deur, een uur nadat hij was vertrokken naar zijn werk.
“Bent u de moeder van Jaap Verlaan? Mogen wij even binnenkomen?”
De doffe klap, de ontzetting, het ongeloof.
Maar vandaag zal ze ontwaken uit haar boze droom. Natuurlijk komt hij op haar verjaardag…

Geplaatst op 120w bij het themawoord 'Marinade' 18-07-2016

donderdag 14 juli 2016

Sprakeloos



Al zou mijn pen duizenden lieflijke woorden fluisteren 
of miljoenen woorden schallen over diepblauwe wateren 
als jij mij niet aanraakt met zachte vingers
als jij je tanden niet zet in mijn gewillige vlees
kan ik alleen nog maar zwijgen

Al zou ik je schilderen in tinten van koraalrood  tot smaragdgroen
je laten zwemmen in azuurblauwe zeeën
als jij mijn oog niet verblindt met jouw stralende aanwezigheid
als jij mijn vingers niet streelt met jouw zachte handen
zal mijn inkt snel opdrogen 

Al zou je zo tastbaar zijn in mijn dromen 
dat ik je zachte haren en  je gelaat zou kunnen strelen 
en bij het ontwaken mijn pen zou pakken
om jou te omvatten
 als jij zwijgt
zal mijn pen zwijgen
voorgoed

Ook in een andere versie geplaatst op SchrijvenOnline

Wekelijkse schrijfopdracht #103 door schrijfcoach Inanna van den Berg.

Onderstaand de tweede strofe uit Een vergeefs gedicht van Remco Campert.Zoals je praat,
met je tanden in mijn mond
en je oren om mijn tong
zal geen pen ooit praten

Aan jullie de uitdaging om in maximaal 150 woorden de essentie van dit gedicht te verwoorden.








maandag 11 juli 2016

Scherven

 De tere lippen van oma beroeren de theekop van Chinees porselein waarop ragfijne goudkleurige takjes met vogels zijn geschilderd. Haar gerimpelde handen trillen. Een deel van de thee komt op de schotel terecht. Ik help haar om de thee weer in het kopje terug te gieten. Mijn oog valt op de barst...

Ooit stond het kopje in de vitrinekast die alleen op bijzondere dagen werd geopend. De dag dat mijn opa plotseling overleed, was de kamer gevuld met bezoek. Het kopje stond op de salontafel. Ik pakte het op en liet het zomaar uit mijn handen vallen. 
"Stom kind, dat was opa's mooiste kopje," schreeuwde mijn moeder. 
"Opa kocht ooit secondelijm," zei oma zacht.
"Déze scherven kunnen tenminste worden gelijmd.


https://120w.nl/2016/scherven-4/

vrijdag 8 juli 2016

Fata Morgana

Dit kan niet waar zijn.
Hij wrijft in zijn ogen en tuurt in de verte naar de gestalte die naderbij komt. Is zij het werkelijk of droomt hij? Hoe vaak had hij al niet uitgekeken naar dit moment? Maar hij beseft dat hij ronddoolt in de woestijn: elke oase blijkt een fata morgana te zijn.
Toch is het deze keer anders: hij herkent haar slepende tred. Er is niemand die zo loopt. Haar gestalte is licht gebogen; haar losse blonde haren wapperen zoals voorheen. In de zon lijken de haren van zilver.

Zij ziet hem staan voor het huis. Het lijkt alsof de jaren wegsmelten: zijn lichaamshouding is dezelfde als toen. Nooit zal ze de wanhopige blik in zijn ogen vergeten toen ze vertrok. Toch was ze gegaan; de wens haar leven totaal om te gooien was zo sterk dat ze zijn blik trotseerde. En nu op hangende pootjes terug? Verwachten dat hij haar als een verloren dochter zal opvangen en het gemeste kalf zal slachten?
Wat een hoogmoed. Natuurlijk heeft hij intussen zijn leven opgepakt en voor haar in de plaats zal er een ander zijn. Toch heeft ze hem in haar verbeelding vaak zien wachten op haar: precies zoals vandaag. Vooral als heimwee haar verteerde. Maar nu in werkelijkheid? Ze vertraagt haar pas en kijkt onafgebroken naar zijn gestalte.

Hij loopt in haar richting en komt zo dichtbij dat hij haar zou kunnen aanraken. Dan staat hij stil en kijkt haar aan:
"Jij, ben jij het?"
Hij voelt hoe zijn lichaam verstrakt. Alle pijn van de afgelopen jaren balt zich samen.
Zij komt een stap naderbij; neemt zijn hoofd in haar handen.
"Ja, ik ben het. Ik ben het echt."
Hij ontspant. Misschien toch ...?

Geplaatst op SchrijvenOnline Weekopdracht 102

Door schrijfcoach Odile SchmidtJouw ene personage heeft ongeloof, jouw andere personage heeft een sterk verlangen. Schrijf nu een kort verhaal van maximaal 300 woorden. Hoe verandert jouw personage emotioneel in de loop van het verhaal? Het woord verlangen en het woord ongeloof mag je niet gebruiken.

Mijn naam is Boeka Nier

Vreemde naam hoor ik je denken. Mijn achternaam is eigenlijk De Ridder, maar sinds ik meer over mijn afkomst weet, heb ik deze laten aanpassen (een kostbare kwestie). Nu heet ik: Boeka Nier. Ik had last van nachtmerries. Steeds dezelfde: ik voer op een schip en werd overvallen door zeerovers. Ze drongen binnen en gingen vervolgens vlees roosteren en als er niet genoeg in de koelkast lag …

De wanhoop nabij wendde ik mij tot een hypnotiseur. Ik ontdekte tijdens de sessies dat ik in een vorig leven (in de zeventiende eeuw) een boekanier was. Alles viel wonderbaarlijk op zijn plaats: mijn rare voornaam, mijn nachtelijke angsten. Ik heb mijn duistere kant leren omhelzen en draag mijn geuzennaam sindsdien vol trots.

Geplaatst op 120w bij themawoord 'Boekanier' 4 juli 2016

zaterdag 2 juli 2016

Vlindermeisje




Er was eens een meisje dat zo verlegen was, dat ze slechts onverstaanbare klanken lispelde. Wat haar ouders ook probeerden: van lachtherapie om haar kaken te ontspannen tot zwaaien in het reuzenrad; niets hielp. Haar wangen kleurden pioenrood, als iemand haar iets vroeg.
Op school had ze geen vrienden. Vragen werden haar allang niet meer gesteld.

Op een regenachtige dag ging ze alleen naar de stad. Ze trok een onopvallende jas aan en sloop een cafeetje binnen. In een donker hoekje stond een oude jukebox. Ze raakte de toetsen aan en toen gebeurde het: er klonk een wonderschoon lied. Haar lippen openden zich vanzelf en ze zong mee: ‘ik wil nu als vlinder vliegen’
Glimlachend liep ze naar het water.

Geplaatst op 120w bij weekthema 'Jukebox' 2 juli 2016