Tien kleine dichtertjes
Rijmden in de regen
Een vloog uit zijn metrum
Toen waren er nog negen
Negen kleine dichtertjes
Staarden in de nacht
Eentje sprong van een kwatrijn
Toen waren er nog acht
Acht kleine dichtertjes
Schreven voor hun leven
Een viel van zijn versvoet
Toen waren er nog zeven
Zeven kleine dichtertjes
Grepen naar de fles
Een gleed van zijn strofe af
Toen waren er nog zes
Zes kleine dichtertjes
Hielden hun jamben stijf
Een struikelde over de klemtoon
Toen waren er nog vijf
Vijf kleine dichtertjes
Maakten veel plezier
Een brak zijn nek op een sonnet
Toen waren er nog vier
Vier kleine dichtertjes
Bedreven de poëzie
Een verdronk in de tranenzee
Toen waren er nog drie
Drie kleine dichtertjes
Vonden parabolen wel okay
Een was een beetje levensmoe
Toen waren er nog twee
Twee kleine dichtertjes
Bleven op de been
Voor een was zijn trochee te zwaar
Toen was er nog maar een
Een klein dichtertje
kreeg de anapest
Hij stortte toen ter aarde
en voegde zich bij de rest
Een klein dichtertje
kreeg de anapest
Hij stortte toen ter aarde
en voegde zich bij de rest
Een klein dichtertje
Hing aan de wilgen toen zijn lier
en raad eens wie die dichter is
Dat dichtertje staat hier